dit bezwaarschrift alleen gebruiken indien je achtervolgd bent en staande gehouden.
de 2 hoofdredenen, waarom jij denkt dat de meting onjuist is, zijn
Agent heeft de snelheid gegokt en beschikte niet over een geijkte snelheidsmeter
Achtervolging duurde te kort en de afstand was te groot
Officier van Justitie
Geboortedatum:
Bankrekeningnummer:
11-01-2004
Edelachtbare Heer, Mevrouw,
Hierbij stel ik administratief beroep in tegen de sanctiebeschikking d.d. die op grond van art. 3(2) WAHV aan mij is opgelegd met beschikkingsnummer waarvan u mij per brief op de hoogte heeft gesteld en waarvan een kopie is bijgevoegd. Allereerst verzoek ik u om mij een kopie van het originele sanctiebesluit als bedoeld in artikel 3(2) van de WAHV toe te sturen. Ten tijde van de (beweerde) overtreding heb ik zelf op mijn eigen snelheidsmeter met eigen ogen waargenomen dat mijn rijsnelheid in overeenstemming was met de ter plaatse geldende maximumsnelheid. Ik heb de overtreding dus niet begaan en de snelheidsmeting was dus niet juist.
Uit uitlatingen van de verbaliserende ambtenaar bleek dat hij zelf ook geen enkele notie had van de gereden snelheid en 'er maar een gooi naar deed'. Ook gaf hij toe dat het surveillancevoertuig niet beschikte over een geijkte snelheidsmeter.
De opsporingsambtenaar die het surveillancevoertuig bestuurde heeft maximaal 2 a 3 seconden achter mij gereden en heeft dus geen geldige snelheidsmeting gedaan. Bovendien zat er een aanzienlijke tussenruimte tussen mijn voertuig en dat van de opsporingsambtenaar, waardoor deze onmogelijk een juiste waarneming van de daadwerkelijk gereden snelheid kan hebben gedaan.
Ik wijs in dit verband verder op recent onderzoek van de Duitse ANWB en berichten in de media (bijvoorbeeld een tractor die 216 km/u reed) die hebben uitgewezen dat, ondanks het bestaan van een Regeling Meetmiddelen politie, een aanzienlijk deel van de meetapparatuur ongeschikt is om een zorgvuldige meting mee uit te voeren. Verder is mij bekend dat apparatuur vaak verkeerd en door volstrekt onbevoegde personen wordt gebruikt, alsmede dat de opsporingsbevoegdheid van een groot aantal buitengewoon opsporingsambtenaren niet goed is geregeld. Ik bestrijd dus uitdrukkelijk dat sprake is geweest van een betrouwbare meting waarbij ik tegelijkertijd verwijs naar HR 22/8/2000 ELRO AA6827 zaaknr. 323-99-V ro 3.8. Zoals uit dit vonnis blijkt, zal wel degelijk een onderzoek naar de gebruikte meetapparatuur dienen te worden ingesteld indien de betrouwbaarheid van de meting in twijfel wordt getrokken. Dit is in dit geval dus zonder meer aan de orde.
Voor een gemotiveerde onderbouwing verwijs ik u naar mijn eigen bovenstaande nadrukkelijke verklaring over mijn rijsnelheid en naar de gedetailleerde beschrijving van de geldende omstandigheden ten tijde van de bewuste meting, op welke meting de beschuldiging van te hard rijden kennelijk wordt gebaseerd.
Gezien de twijfels die ik heb omtrent de verrichte opsporingshandelingen verzoek ik u eveneens, onder verwijzing naar artikel 6 EVRM, om toezending van een kopie van de overige relevante stukken die zich in het dossier bevinden en waarop de beschuldiging is gebaseerd. Ik heb recht op deze stukken om mij gedegen te kunnen voorbereiden en om mijn verdediging, daar waar nodig, nader te kunnen aanvullen en onderbouwen. In dit verband beroep ik mij gelijktijdig op de Wet openbaarheid van Bestuur (WOB), dan wel op de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp). Indien u, om wat voor reden dan ook, meent te moeten afzien van het toezenden c.q. openbaarmaken van dossierinformatie, vermag ik te verwijzen naar naar de uitspraak die het Hoofd van Bureau verkeershandhaving, mr. J. Spee, in zijn brief van 17 september 2002 (kenmerk HVD. 874-2002) heeft gedaan op een krachtens titel 9 Awb ingediende klacht. Ik beroep mij in deze derhalve nadrukkelijk op het gelijkheidsbeginsel en zal mij bij een eventuele weigering zonder enige aarzeling wenden tot de klachtenregeling van het Openbaar Ministerie.
De navolgende documenten dienen in ieder geval deel uit te maken van het dossier:
het zaakoverzicht van het CJIB waaruit in ieder geval dient te blijken dat de apparatuur op de voorgeschreven wijze in gebruik was, door een bevoegd ambtenaar werd bediend, alsmede dat deze tijdig en conform de voorschriften was geijkt. Dit laatste dient te blijken uit het in het zaakoverzicht opgenomen serienummer van het ijkrapport dat dient te correspondeert met het serienummer van de in het ijkrapport vermelde radarapparaat;
voor zo ver van toepassing: de foto waaruit blijkt dat het betreffende voertuig op enig moment ter plaatse heeft gereden;
de verklaring van onderzoek voor de gebruikte meetapparatuur als bedoeld in art. 1a van de Regeling meetmiddelen Politie/KLPD d.d. 7 en 4 juli 1997 (ijkrapport), afgegeven door het Nederlands Meetinstituut; deze verklaring mag op grond van art. 2.2. niet ouder zijn dan een jaar, waarbij het tijdstip van de mogelijke overtreding beslissend is;
afschriften van het proces-verbaal van beëdiging, alsmede de akte van beëdiging van de Buitengewoon Opsporingsambtenaar (BOA), voor zover de gedraging door een dergelijke ambtenaar is geconstateerd. Dit vanwege het feit dat mij bekend is dat dergelijke ambtenaren in het verleden zeer regelmatig op een onjuiste wijze zijn beëdigd en Justitie veelal niet beschikt over de bijbehorende formele akten.
De in het vorenstaande genoemde beroepsgronden zullen, voor zo ver nodig, na ontvangst van een kopie van de relevante dossierstukken verder door mij worden aangevuld. Ik behoud mij uitdrukkelijk het recht voor om te allen tijde nadere gronden aan dit administratieve beroepschrift toe te voegen. Voor zo ver in deze sprake is van een schriftelijke verklaring van een opsporingsambtenaar, verzoek ik nu reeds om deze als getuige te horen. Dit onder verwijzing naar art. 6 EVRM en naar eerder genoemde feiten en omstandigheden die ernstige twijfel doen zaaien over de manier waarop de meting is uitgevoerd.
Voor zover de politie naar aanleiding van mijn bezwaarschrift om nadere informatie wordt gevraagd dan verzoek ik u mij hiervan direct schriftelijk op de hoogte stellen. Indien en voor zover u van de politie geen reactie binnen 4 weken ontvangt dan dient deze beschikking te worden vernietigd, gelet op de inhoud van de Aanwijzing administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften d.d. 29 juni 1999 (Stcrt. 1999, 137, en 2000, 236 en 238). Bij deze kennisgeving heb ik dus een direct en rechtstreeks procesrechtelijk belang zodat ik graag tijdig en volledig hierover op de hoogte word gehouden.
Ik verzoek u ten slotte om binnen zestien weken een beslissing te nemen en, indien deze termijn niet wordt gehaald, de beschikking te vernietigen. Ik wijs u hiervoor op de termijn van zestien weken die door verschillende parketten wordt gehanteerd en die als redelijke beslistermijn wordt beschouwd. Indien niet binnen deze termijn kan worden beslist dan wordt de beschikking vernietigd. Uit het oogpunt van rechtsgelijkheid dient deze termijn landelijk te worden toegepast. Ik maak dus ook op voorhand bezwaar tegen een mogelijke verlenging van deze termijn met nogmaals acht weken.
Bij gegrond verklaring van dit administratieve beroepschrift bestaat een wettelijk recht op vergoeding van gemaakte kosten, alsmede op vergoeding van wettelijke rente. Ik verzoek u met dit feit rekening te houden bij eventuele vernietiging van de bestreden beschikking.
Hoogachtend,
Renault tuning club
